Binnen sommige geloofsgemeenschappen is het een belangrijke regel dat gelovigen hun haren niet mogen knippen. Deze regel geldt met name voor de Sikh-gemeenschap. Sikhs geloven dat het haar een geschenk van God is en dat het niet mag worden verminkt door het af te knippen.
Voor Sikhs is het dragen van lang haar, ook wel kesh genoemd, een teken van gehoorzaamheid aan God en respect voor de schepping. Het niet knippen van het haar wordt gezien als een manier om de natuurlijke staat van de mens te behouden en om de wil van God te respecteren. Daarom is het voor Sikhs belangrijk om hun haren ongeknipt te laten groeien.
Naast Sikhs zijn er ook andere geloofsgemeenschappen waarin het niet knippen van haren belangrijk is, zoals sommige hindoes en bepaalde stromingen binnen het jodendom. In deze religies wordt het haar gezien als een spiritueel symbool en wordt het niet knippen ervan beschouwd als een vorm van toewijding aan God.
Het niet knippen van haren kan dus verschillende religieuze en spirituele betekenissen hebben binnen verschillende geloofsgemeenschappen. Voor sommige gelovigen is het een belangrijk onderdeel van hun geloofspraktijk en een manier om hun toewijding aan God te tonen.